
Met de weersvoorspellingen voor vandaag is het niet moeilijk kiezen. Ik ga lekker de hele middag aan de wandel en dan mag het best een beetje verderop zijn. Ik heb wel weer eens zin in Blokhoven, een relatief nieuw mini-natuurgebied net buiten Tull (en ’t Waal).
De zon brandt in mijn nek als ik de eerste stappen zet in Blokhoven, kraag omhoog. Ook hier hebben de natuurbeheerders fors ingegrepen; veel riet is weg en het oogt nog een beetje kaal. In de plas zwemmen bergeenden en lopen scholeksters. Het is er stil, heerlijk stil – de Randstad lijkt ver weg.
Maar het natuurgebiedje is echt klein; na een klein half uur ben ik helemaal rond en heb ik niet veel gezien. Hoewel, die rietgors was wel de moeite waard.
Ik besluit een groter natuurgebied in de buurt op te zoeken en beland een paar kilometer verderop in Steenwaard, gelegen in de uiterwaarden van de Lek – tegenover Culemborg.
Hier zie ik in eerste instantie nog niet heel veel: een cirkelende buizerd, kieviten opgejaagd door een tractor die mest verspreid; en op een gegeven moment ook roodborsttapuiten die samen met wat spreeuwen zich proberen te verbergen in het struikgewas.
En dan tien of twintig stappen verder is er ineens heel veel leven op het pad voor me: ik denk eerst aan mussen, maar het blijken rietgorzen; daartussen ze ik ook een witte kwikstaart en wat kleine bruine vogels die ik eerst maar niet scherp in de lens krijg. Maar op het scherm thuis wordt het duidelijk: dit is een gebied met veel graspiepers.